Het inkomen van mensen is een belangrijk gegeven om inzicht te krijgen in hun leefsituatie. De hoogte van het inkomen heeft gevolgen voor bijvoorbeeld de gezondheid, kwaliteit van huisvesting en het vertrouwen in andere mensen. Door inkomensverschillen in onze samenleving zijn kansen en mogelijkheden ongelijker verdeeld (FSP, 2020). Sommige groepen inwoners lopen door een laag inkomen een groter risico op armoede en schulden. De monitor Inkomen geeft een overzicht van relevante inkomenscijfers in Fryslân zoals de hoogte van het inkomen, de inkomensverdeling, armoede en het aandeel inwoners dat moeite ervaart met rondkomen. Aangevuld met gegevens over vermogen en huishoudens met problematische schulden.
In 2023 heeft een Fries huishouden een gemiddeld inkomen van 35.500 euro. Dat is 3.500 euro lager dan het landelijk gemiddelde huishoudinkomen. Sinds 2020 wordt dit verschil elk jaar een beetje groter. Vergeleken met de rest van Nederland is Fryslân na Groningen de provincie met het laagst gemiddeld inkomen van huishoudens. In het noorden van de provincie (met uitzondering van de Waddeneilanden) ligt het huishoudinkomen lager dan in de rest van Fryslân. Mensen in de leeftijdsgroep 45-65 jaar hebben het hoogste inkomen, jongeren tot 25 jaar het laagste.
In 2022 was het huishoudinkomen van zelfstandigen met € 47.500 gemiddeld hoger dan de € 35.100 van werknemers. Zoals te verwachten, is het inkomen van werklozen, arbeidsongeschikten en gepensioneerden een stuk lager. Kijken we naar de huishoudsamenstelling, dan zien we dat paren met kinderen gemiddeld het hoogste huishoudinkomen hebben en eenoudergezinnen en eenpersoonshuishoudens een aanmerkelijk lager inkomen genieten.
In Fryslân is inkomen gelijker verdeeld dan in de rest van Nederland. Dit blijkt uit de waarde van de Gini-coëfficiënt: hoe lager deze is, hoe gelijker de inkomens zijn. De Gini-coëfficiënt van Fryslân is 0,24 terwijl deze landelijk 0,28 is. De verklaring voor het verschil is dat er in Fryslân minder hoge uitschieters zijn dan in Nederland. De kleinere verschillen in Fryslân blijken ook uit verdeling van huishoudens over de inkomensklassen laag-midden-hoog. Deze is al jaren onveranderd.
Tussen de Friese regio’s zijn wel verschillen. Binnen Fryslân is de inkomensongelijkheid het grootst op de Waddeneilanden. Verder valt op dat in Noord Fryslân 46 procent van de huishoudens een laag inkomen heeft, terwijl dat in Zuidwest Fryslân 41 procent is.
Het gemiddeld vermogen van een Fries huishouden is in 2023 € 264.500 en daarmee ruim € 58.000 lager dan het vermogen van een gemiddeld Nederlands huishouden. Het mediaan vermogen van een Fries huishouden verschilt met € 133.100 niet zoveel van de landelijke mediaan (€133.300). Dit grote verschil tussen gemiddeld en mediaan vermogen komt door een scheve verdeling: Een scheve verdeling trekt een gemiddelde veel sterker omhoog dan een mediaan. In Nederland hebben relatief meer mensen heel veel vermogen dan in Fryslân. In Fryslân zitten, in vergelijking met Nederland, meer mensen in de middenklasse en minder in de lage of hoge vermogensklassen. In het noorden van de provincie hebben inwoners minder vermogen dan in het zuiden.
De verschillen in vermogens van huishoudens tussen de Friese gemeenten zijn groot: Opsterland heeft in 2023 het hoogste mediaan vermogen met € 213.700 en Leeuwarden met € 54.100 het laagste. Een mogelijke verklaring voor de verschillen tussen gemeenten is te vinden op de huizenmarkt. Voor de meeste huishoudens vormt de eigen woning het belangrijkste onderdeel van het vermogen (CBS, 2022) en het percentage huishoudens met een koopwoning ligt in Leeuwarden een stuk lager dan in de overige gemeenten in Fryslân (CBS, 2023).
Het verloop van vermogen in de tijd laat een dieptepunt in 2014 zien, waarna zowel het mediaan als het gemiddelde vermogen overal stijgt. Ook deze trend is terug te voeren op ontwikkelingen op de woningmarkt. Ten gevolge van de financiële crisis waren de huizenprijzen in 2014 laag (CBS, 2023).
Wanneer we kijken naar verschillen tussen huishoudens, dan zien we dat zelfstandigen het grootste vermogen hebben, gevolgd door gepensioneerden en werknemers. Ondernemers hebben veel vermogen door hun bedrijf, aandelen en andere bezittingen, vooral onroerend goed. Gepensioneerden hebben vaak meer vermogen omdat hun huis al grotendeels is afbetaald.
Het percentage geregistreerde huishoudens met problematische schulden liet tot 2024 een stabilisering zien.
Vanaf 2021 steeg het percentage huishoudens met problematische schulden. Landelijk ligt dit percentage hoger dan in Fryslân. Uitzondering daarop is Leeuwarden, waar het percentage met 10 procent hoger ligt dan landelijk. In de regio’s Noordwest-Fryslân en Zuidoost-Fryslân ligt het percentage op het Friese gemiddelde. In de regio’s Noordoost-Fryslân en Zuidwest-Fryslân ligt het percentage huishoudens met geregistreerde problematische schulden beneden het Friese gemiddelde.
Als mensen een jaar of langer een laag inkomen hebben bestaat het risico dat zij met armoede te maken krijgen (CBS, 2021). Dit betekent onvoldoende budget voor de minimale levensbehoeften zoals gezond eten, huisvesting, kleding, de zorgverzekering of de schoolkosten voor kinderen. Armoede laat zich moeilijk vangen in één getal, want er zijn verschillende inkomensgrenzen om te bepalen bij welk inkomenshoogte er sprake is van armoede. Veel gemeenten hanteren de 120 procent van het sociaal minimum als inkomensgrens in hun beleid en voorzieningen.
In 2023 had in Fryslân bijna 13 procent van de huishoudens volgens deze definitie te maken met armoede. Dit gaat om circa 37.200 huishoudens. Van alle provincies tellen alleen Groningen en Zuid-Holland relatief meer huishoudens in armoede, volgens de bovengenoemde definitie. Het percentage ligt voor heel Nederland 0,6 procent lager dan in Fryslân. Voor de groep die minimaal vier jaar of langer met armoede te maken heeft is dat 0,4 procent. Deze verschillen zijn ten opzichte van 2022 iets kleiner geworden.
Van alle huishoudens die langdurig rondkomen onder 120 procent van het sociaal minimum, doet 60 procent dit al vier jaar of langer.
Veel inkomenscijfers zijn gebaseerd op het feitelijk huishoudinkomen, maar geven geen inzicht in hoe inwoners hun financiële situatie zélf ervaren. Onderzoek onder het Panel Fryslân laat zien dat het aantal inwoners dat moeite met rondkomen ervaart is gedaald. Waar in 2022 16 procent van de inwoners moeite ervoer met rondkomen, is dat aandeel in 2024 gedaald tot 12 procent. Wel is dat aandeel hoger dan in 2020, toen tien procent van de inwoners moeite had met rondkomen. Daarbij valt op dat jongere leeftijdsgroepen en mensen met een lager en middelbaar opleidingsniveau dit vaker aangeven dan 50-plussers en hoogopgeleiden (hbo- en wo-geschoold). Een mogelijke verklaring is dat lager opgeleiden rondkomen als moeilijker ervaren doordat zij een lager salaris hebben of meer inkomensonzekerheid ervaren door een tijdelijk of flexibel arbeidscontract (CBS, 2017). Een andere verklaring kan zijn dat jongere leeftijdsgroepen en lager geschoolden minder vermogen hebben opgebouwd en daardoor eerder moeite ervaren bij het rondkomen en opvangen van financiële tegenvallers (CPB, 2020; Rabobank, 2018).
Heeft u vragen of wilt u meer informatie? Zoekt u specifieke cijfers? We helpen u graag verder! Neem contact op met:
Door de site te te blijven gebruiken, gaat u akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie
Deze site is standaard ingesteld op 'cookies toestaan", om je de beste mogelijke blader ervaring te geven. Als je deze site blijft gebruiken zonder je cookie instellingen te wijzigen, of als je klikt op "Accepteren" hieronder, dan geef je toestemming voor het gebruik van Cookies.