Het is veel in het nieuws. Gemeenten worstelen met de kosten in het sociaal domein en de tekorten lopen hier en daar behoorlijk op. Betrokken ambtenaren en zorgmanagers begrijpen dat kostenbeheersing een weerbarstige opgave is, maar snapt u het nog?
Gemeenten zijn sinds 2015 op een zeer breed terrein verantwoordelijk voor ondersteuning aan inwoners. Deze ondersteuning kan vanuit verschillende sociale voorzieningen worden geboden, zoals jeugdhulp, een bijstandsuitkering, begeleiding, dagbesteding of hulp bij het huishouden. De kosten voor die ondersteuning blijken de laatste tijd zo hoog uit te vallen dat in sommige gemeenten financiële problemen dreigen. Uit verkennende expertmeetings en onderzoek van het FSP bij een aantal Friese gemeenten komen vijf redenen naar voren waarom gemeenten hier zo moeilijk grip op krijgen.
Om de verwachte kosten voor het volgende kalenderjaar te schatten gebruiken gemeenten vaak ‘historische cijfers’. Met het doortrekken van trends uit voorgaande jaren blijven andere ontwikkelingen echter buiten beeld die ook van invloed zijn op het gebruik van sociale voorzieningen en de kosten daarvan. Demografische ontwikkeling als vergrijzing, loonkostenstijgingen en rijksmaatregelen die de kosten opdrijven (zie reden 5), worden vaak niet meegewogen in toekomstprognoses. Een rekenmodel dat alle relevante factoren meeweegt ontbreekt of resulteert in zeer ruime voorspellingsmarges. Daarbij hebben kleinere gemeenten vaak ook niet de middelen om uitgebreid relevante informatie te verzamelen of externe expertise in te schakelen. Bij twijfel over het draagvlak voor een begroting binnen gemeenten, is de druk bovendien groot om prognoses naar beneden bij te stellen. Al met al worden gemeenten hierdoor na afronding van een begrotingsjaar vaak verrast door een hoger voorzieningengebruik dan verwacht en aanzienlijke kostenoverschrijdingen.
Inwoners met een zorg- of ondersteuningsvraag krijgen hulp toegewezen via zogenaamde verwijzers vanuit wijk- of gebiedsteams, huisartspraktijken en gecertificeerde instellingen. Deze verwijzers moeten een indicatie afgeven voordat iemand de ondersteuning kan ontvangen. Veel verwijzers lijken daarbij nauwelijks kostenafwegingen te maken of deze als ondergeschikt te zien. Begrijpelijk, want zij willen ‘de beste zorg voor hun cliënten’. Bovendien hebben gemeenten een wettelijke zorgplicht naar hun inwoners, dus is het niet leveren van de zorg die aansluit op de indicatie geen optie.
Gemeenten zijn afhankelijk van de zorgaanbieders (de eerder genoemde verwijzers en de zorgorganisaties die de hulp uitvoeren) voor inzicht in de geboden ondersteuning en de kosten daarvan. Gemeentelijke verzoeken om aanvullende informatie op cliëntniveau te leveren, zijn voor professionals vaak nauwelijks te beantwoorden omdat daarvoor nadere uitvragen of cliëntbezoeken nodig zijn. De beschikbare tijd is daarvoor schaars vanwege aanzienlijke caseloads. Daarnaast zorgen de bedrijfsbelangen ervoor dat gemeenten de informatie die zorgaanbieders aanleveren niet altijd vertrouwen. Wanneer zorgaanbieders bijvoorbeeld stellen dat zij de afgesproken resultaten met een inwoner hebben bereikt en daarom overgaan tot factureren, is het voor gemeenten lastig om na te gaan in hoeverre dat ook het geval is.
Gemeenten hanteren verschillende methodieken om zorg in te kopen en te bekostigen. Sommige gemeenten betalen zorgaanbieders op basis van het aantal uren naar een afgesproken uurtarief, anderen betalen zorgaanbieders naar de geleverde prestatie. Uit verkennend onderzoek blijkt dat beide methodieken hun voor- en nadelen kennen. Terugkerend punt van aandacht bij beide methodieken is dat samenwerking en vertrouwen belangrijk zijn om calculerend en zelfzuchtig gedrag van zorgaanbieders, wijk- en gebiedsteams én cliënten te voorkomen. Vanuit de huidige kaders van wet- en regelgeving ervaren veel gemeenten weinig mogelijkheden om te voorkomen dat sommige partijen zich rijk rekenen ten koste van andere partijen.
Tot slot hebben beleidswijzigingen en maatregelen van de Rijksoverheid invloed op de ruimte van gemeenten om kosten te beheersen. Zo beperkt de invoering van een Wmo-abonnementstarief de mogelijkheid om een eigen bijdrage te vragen aan cliënten. Een ander voorbeeld is de invoering van ‘een reële prijs’, waardoor de kostprijs voor de geboden ondersteuning stijgt en de uitgaven toenemen.
Om de kosten in het sociale domein te beheersen hebben gemeenten adequate informatie, kennis en rekenmodellen nodig. De informatie die zij nu hebben is vaak niet toereikend, verouderd, onbetrouwbaar. Om overzicht en inzicht te krijgen in gemeentelijke sturingsvraagstukken in het sociaal domein blijft het FSP verdiepend onderzoek doen. Dat doen we zoveel mogelijk in samenwerking met alle betrokken partijen. Eén voorbeeld hiervan is onderzoek naar de toegang tot de jeugdhulp en hoe deze toegang door inwoners wordt ervaren.
De bevindingen in dit artikel zijn ontleend aan meerdere expertmeetings met financieel deskundigen binnen het gemeentelijke sociaal domein van Fryslân en verkennend onderzoek door André Braaksma, FSP-stagiair van de opleiding bedrijfseconomie aan NHL Stenden Hogeschool.
Door de site te te blijven gebruiken, gaat u akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie
Deze site is standaard ingesteld op 'cookies toestaan", om je de beste mogelijke blader ervaring te geven. Als je deze site blijft gebruiken zonder je cookie instellingen te wijzigen, of als je klikt op "Accepteren" hieronder, dan geef je toestemming voor het gebruik van Cookies.