Minder kinderen die opgroeien in armoede. Dit is de zogeheten reductiedoelstelling die leidend is in de nieuwe ambities van het kabinet bij armoedebestrijding. Om dit doel te behalen hebben de Rijksoverheid en Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) afgesproken dat in 2021 nagenoeg alle kinderen in armoede zijn bereikt of in beeld zijn. Gemeenten krijgen naar verwachting (extra) middelen voor bestrijding van kinderarmoede. Daarbij is afgesproken dat in 2021 gemeenten verantwoording moeten afleggen over de besteding, bereik en effectiviteit van deze middelen. Dit vraagt om een beter cijfermatig en kwalitatief beeld van kinderarmoede. Een eerdere verkenning door landelijke planbureaus laat zien dat kinderarmoede zich moeilijk in één getal laat vangen. Bovendien zijn regionale verschillen en trends belangrijk om de ontwikkeling van kinderarmoede te duiden. Voor een beter beeld van kinderarmoede in Fryslân geeft dit artikel op hoofdlijnen een aantal aanknopingspunten.
Voor veel gemeenten blijkt het lastig om goed zicht te krijgen op de volledige doelgroep en het bereik van de geboden ondersteuning. Dit blijkt uit onderzoek in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (2018). Zo raakt schuldenproblematiek buiten beeld wanneer het gezinsinkomen op papier voldoende lijkt, maar door beslaglegging het besteedbaar inkomen laag is. Een ander aandachtspunt is kinderen van werkende armen: mensen die niet uit de armoede raken, ook al hebben ze betaald werk. Om nagenoeg alle kinderen in armoede te bereiken hebben de Rijksoverheid en VNG afgesproken dat gemeenten tot een ‘integrale en structurele aanpak van de oorzaken en gevolgen van armoede onder kinderen’ moeten komen.
Maatschappelijke partners worden daarbij steeds belangrijker. Recentelijk hebben bijvoorbeeld ruim 100 private en maatschappelijke organisaties via de Alliantie Kinderarmoede landelijk de handen ineengeslagen om de effecten van kinderarmoede te bestrijden. Deze ontwikkeling rijmt met eerder onderzoek door het Fries Sociaal Planbureau (2018), waaruit blijkt dat particulieren een belangrijke functie vervullen bij armoedebestrijding. Met de toenemende groei van particuliere steun bestaat echter het risico dat bepaalde groepen alsnog buiten het gezichtsveld van gemeenten raken. Daarnaast kan het zijn dat de particuliere initiatieven zich op één of enkele aspecten van het opgroeien in armoede richten en dat er daardoor onvoldoende wordt gekeken naar een integrale aanpak van de problematiek binnen een gezin.
Armoede kan betekenen dat er geen geld is voor (gezond) eten, de huur van het huis, een schoolreisje, hobby of een kinderfeestje. Naast dit gebrek aan middelen heeft opgroeien in armoede voor kinderen zowel binnenshuis als buitenshuis ook een mentale impact. Dit blijkt onder andere uit onderzoek van de kinderombudsman (2017). Binnenshuis doordat stress door geldgebrek van de ouders de gezinsrelaties beïnvloed, buitenshuis doordat kinderen niet mee kunnen doen met leeftijdgenootjes en zich een buitenstaander voelen of dat ze voor zichzelf weinig toekomstperspectief zien. Kort gezegd, opgroeien in armoede staat de gezonde ontwikkeling van kinderen in de weg.
Op het symposium ‘Een leven lang kwetsbaar’ reikte het FSP (2019) een model aan om tot integrale en passende zorg en ondersteuning te komen. Dit model is ook goed toepasbaar voor de complexe situaties van gezinnen die leven in armoede en waarbij gezinsleden als individu en in relatie tot elkaar op meerdere leefgebieden problemen ondervinden. Deze brede kijk en aanpak sluit aan op aanbevelingen van de kinderombudsvrouw (2019) over het gemeentelijk armoedebeleid.
Verschillen in definities maken het lastig om het aantal kinderen in armoede exact vast te stellen. Zo hanteren gemeenten uiteenlopende inkomensgrenzen als criterium voor het bieden van ondersteuning aan huishoudens in een armoedesituatie. Landelijke planbureaus gebruiken verschillende methoden om het aantal huishoudens met een laag inkomen te becijferen. Zo gebruikt het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) inkomensgrenzen afgezet tegen het sociaal minimum. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) definieert daarentegen de armoedegrens aan de hand van het daadwerkelijk besteedbaar inkomen. De onderstaande figuur laat per gemeente in Fryslân zien hoeveel kinderen (relatief gezien) in 2017 opgroeien in een huishouden met een laag inkomen. Daarbij valt op dat er regionale verschillen zijn. In de figuur kunt u verschillende inkomensgrenzen selecteren. Er zijn geen absolute aantallen beschikbaar omdat deze naar honderdtallen worden afgerond en op gemeenteniveau een te grof beeld schetsen. Nieuwe CBS-cijfers worden in december 2019 verwacht.
Gemeenten hebben behoefte aan meer kennis over structurele oplossingen voor gezinnen die tijdelijk of langere tijd in armoede leven. Om kinderarmoede verder terug te dringen is een blik op de toekomst nodig. Het aantal kinderen dat in armoede opgroeit is geen vast gegeven en hangt samen met bijvoorbeeld economische ontwikkelingen en overheidsbeleid. Ook de informele steun van kerken, fondsen en maatschappelijke organisaties kan veranderen. Om te anticiperen op de mogelijke toekomst gaat het FSP in samenwerking met relevante stakeholders toekomstscenario’s van (kinder)armoede in Fryslân uitwerken. Bent u geïnteresseerd in dit scenario-onderzoek of wilt u meedenken als deelnemer? Neem dan contact op met het FSP via info@fsp.nl.
Door de site te te blijven gebruiken, gaat u akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie
Deze site is standaard ingesteld op 'cookies toestaan", om je de beste mogelijke blader ervaring te geven. Als je deze site blijft gebruiken zonder je cookie instellingen te wijzigen, of als je klikt op "Accepteren" hieronder, dan geef je toestemming voor het gebruik van Cookies.