De coronacrisis legt plotseling het sociaal leven stil in Nederland. Maatregelen zoals de oproep om thuis te blijven en de ‘anderhalvemetersamenleving’ veranderen hoe we in contact met elkaar komen en welke sociale activiteiten we (even niet) ondernemen. Er wordt ook veel van de gemeenschap gevraagd. Bestrijding en beheersing van het coronavirus werkt alleen als iedereen meewerkt. Dit stelt de onderlinge saamhorigheid en het onderling vertrouwen op de proef. Op basis van bestaand onderzoek schetsen we wat de (mogelijke) gevolgen van de coronacrisis zijn voor de sociale samenhang in Fryslân.
Een sterke sociale samenhang draagt bij aan positieve ontwikkelingen onder andere op het terrein van veiligheid, gezondheid, welzijn en economische productiviteit en groei. Daarbij gaat het om de participatie van burgers aan de samenleving door het onderhouden van contacten, zowel informeel als in georganiseerd verband. Daarnaast is vertrouwen een belangrijke voorwaarde om verbindingen aan te gaan. Fryslân staat bekend als een provincie met een grote sociale samenhang.
De FSP-monitor Sociale Samenhang laat zien dat in Fryslân het vertrouwen in elkaar groot is. Bijna tweederde van de inwoners van Fryslân (64%) vindt dat de meeste mensen te vertrouwen zijn. In vergelijking met het landelijk gemiddelde (59%) is het onderlinge vertrouwen in Fryslân dus groter. Wel zijn er grote verschillen tussen bevolkingsgroepen als het gaat om vertrouwen. Vooral opleiding is hierbij onderscheidend: hoe hoger het opleidingsniveau, des te meer vertrouwen.
Naast vertrouwen in elkaar hebben inwoners ook een groter vertrouwen in instituties zoals het leger, politie, rechtspraak en media. Zo is in Fryslân vooral het vertrouwen in rechters en de politie met 71 en 70 procent groot, evenals in het leger (65%). Andere instituties genieten minder vertrouwen. De pers heeft met 33 procent de kleinste vertrouwensbasis in Fryslân, gevolgd door de Tweede Kamer (34%).
In vergelijking met het gemiddelde van Nederland (49%) doen inwoners van Fryslân het vaakst vrijwilligerswerk (57%). Bijna drie op de vijf inwoners van Fryslân doet dus vrijwilligerswerk. Internationaal gezien is de deelname aan vrijwilligerswerk in Nederland groot (CBS, 2015). Fryslân steekt daar met 57 procent nog eens bovenuit. Zowel in Fryslân als landelijk zetten de meeste vrijwilligers zich in voor sportverenigingen, gevolgd door vrijwilligerswerk op scholen en op het gebied van verzorging of verpleging. Het percentage inwoners van Fryslân dat vrijwilligerswerk doet, verschilt per leeftijdsgroep. In Fryslân doen 65- tot 75-jarigen het vaakst vrijwilligerswerk.
Inwoners van Fryslân zijn minder kerkelijk dan landelijk. De meeste kerkelijken zijn protestant (FSP, 2019). Van de Friese bevolking geeft 42 procent aan zich te rekenen tot een kerkelijke gezindte, landelijk is dat de helft (50%). De binding met de kerk daalt, zowel in Fryslân als landelijk. In 1960 rekende in Fryslân nog ruim driekwart van de inwoners (76%) zich tot de kerkelijken, aan het einde van de twintigste eeuw, in 1999, was dit aandeel gedaald tot 53 procent.
Inwoners van Fryslân ervaren sterke buurtbinding (FSP, 2019). Zij geven buurtbinding op een schaal van 1 t/m 10 een 6,7 . Nederlandse geven een 6,2. Binding met de buurt wordt gemeten aan de hand van vier stellingen. Op al deze stellingen scoren inwoners van Fryslân hoger dan het landelijk gemiddelde. Vooral op de stellingen ‘ik woon in een gezellige buurt, waar veel saamhorigheid is’ en ‘de mensen gaan in deze buurt op een prettige manier met elkaar om’ scoort Fryslân beduidend hoger dan het landelijk gemiddelde.
Elkaar helpen en buurtbinding wordt steeds belangrijker. Met (dubbele) vergrijzing neemt de zorgvraag toe. In de afgelopen jaren is overheidsbeleid ingezet om mensen aan te moedigen (meer) voor elkaar te blijven zorgen. Dit wordt gedaan met een groter beroep op informele zorg door mantelzorgers en vrijwilligers. Het aantal mantelzorgers neemt toe van 12 procent in 2012 naar 14 procent in 2016.
Tegelijkertijd neemt het mantelzorgpotentieel in de toekomst verder af. Mantelzorg wordt met name verleend door 50- tot 75-jarigen. Een groot deel van deze mantelzorgers verleent ondersteuning en zorg aan de oudste en meest kwetsbare ouderen van 85 jaar en ouder. De trend in zowel Fryslân als Nederland is dat het aantal 50- tot 75-jarigen in de periode 1995-2015 is toegenomen als gevolg van het ouder worden van de omvangrijke babyboomgeneratie. Omdat de groep 85-plussers de komende jaren sterk groeit en het aantal 50- tot 75-jarigen in de nabije toekomst juist afneemt, wordt verwacht dat de druk op de (potentiële) mantelzorgers toeneemt (PBL, 2018). Niet alleen omdat hun aantal afneemt en de babyboomgeneratie zelf ook ouder wordt. Van inwoners boven de 50 wordt namelijk ook verwacht dat zij vanwege het verhogen van de pensioenleeftijd langer doorwerken, meer vrijwilligerswerk gaan verrichten en andere bijkomende taken uitvoeren zoals oppassen op kleinkinderen. Dit brengt een groter risico op overbelasting met zich mee.
Naast de individuele hulp aan elkaar wordt in meer georganiseerd verband hulp gegeven. Daarbij valt te denken aan vrijwilligersorganisaties, kerken, fondsen, stichtingen en goede-doelenacties. Eerder onderzoek laat zien dat er in de praktijk veel hulp wordt geboden, maar dat initiatieven wel afhankelijk zijn van vrijwilligers (vaak senioren) en van giften en donaties (FSP, 2018). Er zijn geen exacte cijfers beschikbaar van het aantal mensen in Fryslân dat deze steun ontvangt.
Alhoewel inwoners relatief gelukkig zijn en het vertrouwen in elkaar hoog is, wordt er ook eenzaamheid ervaren. In de afgelopen jaren neemt de ervaren eenzaamheid toe in Fryslân, van 37 procent in 2012 naar 42 procent in 2016. Het hoogste percentage eenzaamheid wordt gemeten onder 75-plussers: ruim de helft geeft aan eenzaam te zijn. Onder laagopgeleiden is er meer eenzaamheid dan onder hoogopgeleiden. Niet-westerse allochtonen geven vaker dan autochtonen aan eenzaam te zijn.
De coronacrisis legt plotseling het economisch én sociaal leven stil in Nederland. Contactbeperkende maatregelen en de ‘anderhalve meter samenleving’ zorgen voor een verandering in hoe we in het alledaagse leven met elkaar in contact komen en omgaan. Tegelijkertijd wordt er een groot beroep gedaan op de sociale samenhang en draagvlak om samen op te treden tegen het coronavirus. Het onderling vertrouwen in elkaar en de veerkracht van individuen en gemeenschappen worden daarmee op de proef gesteld. Afgaande op eerder onderzoek zijn de volgende gevolgen en ontwikkelingen denkbaar als het gaat om sociale samenhang in Fryslân:
Grotere onderlinge solidariteit en gemeenschapszin
Tijdens de coronacrisis schieten allerlei initiatieven als paddenstoelen uit de grond, met als doel elkaar een hart onder de riem te steken. De vraag is of dit ook structureel leidt tot meer onderlinge hulp en initiatief. Van deze onderlinge saamhorigheid en sociale samenhang wordt – ook na de coronacrisis –veel verwacht. Naast deze saamhorigheid en altruïsme is ook tegengesteld gedrag waarneembaar, zoals hamstergedrag of het niet naleven van voorschriften. De eigen taal, culturele verbondenheid en identiteit kunnen bijdragen aan een groter gevoel van solidariteit en gemeenschapszin in Fryslân. Vergeleken met inwoners van andere provincies, voelen de inwoners van Fryslân zich het sterkst verbonden met hun eigen provincie (FSP, 2019). Ook als het gaat om de vraag in hoeverre inwoners trots zijn op hun provincie, springt Fryslân (73%) eruit, terwijl landelijk 41 procent trots is op hun eigen provincie.
Groter beroep op informele hulp en steun
Verwacht wordt dat meer mensen aankloppen voor hulp bij vrijwilligersorganisaties en ‘particuliere’ initiatieven. Dit betekent dat meer mensen zullen vragen om financiële noodsteun, begeleiding, een luisterend oor, voedselhulp of hulp bij de administratie (van schulden). De vraag is in hoeverre een oplopende beroep op deze hulp valt te bolwerken. Ook inwoners zonder geldzorgen zullen naar verwachting vaker aankloppen voor hulp of een luisterend oor, zoals bij vrijwilligers van de Luisterlijn. Daarbij valt te denken aan mensen die kampen met psychische problemen, eenzaamheid, een onveilige thuissituatie of sociale uitsluiting.
Beroep op sociale veerkracht en het omgaan met verliesgevoelens neemt toe
De coronacrisis en de nasleep ervan brengt (onbedoeld) veranderingen met zich mee. Daarbij gaat het om grote en kleine veranderingen, zoals de contactbeperkende maatregelen, bezorgdheid over baanverlies of zorg voor een dierbare die behoort tot de risicogroep van het coronavirus. Hoe gaan mensen om met deze grotere onzekerheid en eventuele verliesgevoelens? Dit vraagt meer van de veerkracht van individuen en gemeenschappen. Hoe kijken we naar de toekomst: is het glas halfvol of halfleeg? Dit hangt samen met draagvlak voor overheidsmaatregelen onder inwoners. Kan het gegeven dat het noorden veel minder coronaslachtoffers telt er toe leiden dat het draagvlak voor aanhoudende beperkende maatregelen straks kleiner wordt in Fryslân? De urgentie voor de genomen maatregelen wordt hier wellicht minder sterk gevoeld dan in regio’s met een veel groter aandeel coronapatiënten. Anderzijds kan het relatief grote vertrouwen van Friezen in overheden en instituties helpen om het draagvlak op peil te houden.
Overbelasting van mantelzorgers ligt op de loer
Doordat mensen zoveel mogelijk thuis moeten blijven en het zorgsysteem overbelast dreigt te raken, neemt het beroep op ‘het helpen van elkaar’ toe. Dit betekent een (nog) grotere druk op mensen die dat al doen: de mantelzorgers en informele helpers. Eén op de zeven inwoners verleent langdurige mantelzorg aan bijvoorbeeld een partner. Praktijksignalen laten zien dat mantelzorgers veel vragen en zorgen hebben (MantelzorgNL). Krijg ik wel zorg, mag ik wel om zorg vragen, is de zorg ergens anders nodig, is de zorgverlener niet ziek, of kan ik de zorg überhaupt wel toelaten als ze mogelijk besmetting het huis binnen brengen? Mantelzorgers horen over overbelasting in de thuiszorg, horen over zieke mensen en mensen die doodgaan Nu de dagbesteding (tijdelijk) dicht was en patiënten thuis zijn, fysiotherapie en pedicure gestopt zijn, is het beroep op mantelzorgers toegenomen. Aan hen wordt gevraagd het zo lang mogelijk vol te houden, maar wanneer is de grens van ‘niet meer kunnen’ bereikt?
Eenzaamheid kan toenemen, met name onder risicogroepen van het coronavirus
Sociale isolatie, ingezet om de besmettingscurve af te vlakken, heeft ook sociale gevolgen voor individuen en groepen. Wat doet social distancing met mens en maatschappij? De contactbeperkende maatregelen kunnen leiden tot grotere eenzaamheid onder inwoners. Door de coronamaatregelen zijn ontmoetingsplaatsen gesloten, en wordt bezoek aan vooral ouderen afgeraden. Dit komt bovenop de (ernstige) eenzaamheid die voor de coronacrisis werd ervaren.
Sociaal contact en ontmoeten verandert
De monitor Sociale Samenhang laat zien dat inwoners voor de coronacrisis al vaker online contact met vrienden en familie hebben dan in levende lijve. Niet voor iedereen is het hebben van digitaal contact even gemakkelijk, zoals voor digibeten, en uiteraard voor mensen die niet over een computer, laptop, tablet of smartphone beschikken. Gaat dit digitale contact nu onder bredere lagen van de bevolking een vogelvlucht nemen omdat het gebruik van apps, videobellen en communicatie op afstand vertrouwder is geworden? Tegelijkertijd veranderen ook de ontmoetingsplekken waar men elkaar fysiek kan ontmoeten. Dorpshuizen en wijkcentra in Fryslân hebben te lijden onder de corona-uitbraak en de opgelegde maatregelen. Voorlopig is er geen verhuur van zalen aan yogaclubs en andere verenigingen, zijn er geen consumerende dorpelingen aan de bar of inkomsten uit grote activiteiten. De vraag is in hoeverre dit het sociale leven in de besteding van onze vrije tijd blijvend ontwricht. Blijven mensen samen sporten, muziek maken, lekker eten, hobby’s uitoefenen, contact houden met het verenigingsleven, actief als vrijwilliger of mantelzorger?
Kansenongelijkheid en sociale uitsluiting
De coronacrisis en de naweeën ervan doen een groot beroep op de veerkracht van mensen en gemeenschappen. De ruimte om te willen, kunnen en mogen veranderen vraagt om hulpbronnen om deze ontwikkelingen zo creatief en constructief mogelijk vorm te kunnen geven. Echter, niet iedere inwoner, groep of gemeenschap beschikt of ervaart dezelfde mogelijkheden om dit te doen. Gaat dit verschil verschillen in kansen vergroten, of gaan inwoners, maatschappelijke organisaties en overheden samenwerken aan kansengelijkheid? Bovendien maakt niet iedereen vanzelfsprekend (even goed) deel uit van de lokale gemeenschap. Voor de coronacrisis waren er al bepaalde groepen buiten beeld, bijvoorbeeld zorgmijders. Met de huidige situatie en maatregelen bestaat een groter risico op grotere (onbedoelde) uitsluiting. Zo zijn er inwoners die geen beschikking hebben over internet, computer of een (mobiele) telefoon. Van de Nederlandse inwoners van 12 jaar of ouder gaf 3 procent in 2019 aan thuis geen internet te hebben (CBS). Dat zijn ongeveer 453.000 mensen. Tweederde daarvan zijn 75-plussers, vaak lager opgeleiden.
Door de site te te blijven gebruiken, gaat u akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie
Deze site is standaard ingesteld op 'cookies toestaan", om je de beste mogelijke blader ervaring te geven. Als je deze site blijft gebruiken zonder je cookie instellingen te wijzigen, of als je klikt op "Accepteren" hieronder, dan geef je toestemming voor het gebruik van Cookies.