Verwacht wordt dat de coronacrisis leidt tot een economische recessie wereldwijd. Daarbij lopen verwachtingen uiteen van een kortdurende recessie tot een diepere die vergelijkbaar is met de vorige recessie van 2008. Wat de exacte economische gevolgen zullen zijn blijft koffiedik kijken. De verspreiding van het coronavirus is onzeker en ontwikkelingen in binnen- en buitenland kunnen snel veranderen. Welke impact de coronacrisis heeft op de werkgelegenheid en economie in Fryslân hangt bovendien samen met ontwikkelingen binnen Fryslân, na, maar ook voor de crisis. Wat zijn de (mogelijke) gevolgen voor Fryslân?
Grote delen van de economie liggen plotseling stil door contactbeperkende maatregelen en het wegvallen van (buitenlandse) vraag naar goederen en diensten. Dit betekent minder werkgelegenheid en omzet in bepaalde delen van de economie. Dit raakt in bijzonder het midden- en kleinbedrijf dat doorgaans over kleinere reserves beschikt om tegenslag te kunnen opvangen dan grotere ondernemingen (CPB, 2020). Ook worden bepaalde sectoren bovenmatig geraakt, waaronder toerisme, recreatie en horeca. In Fryslân zijn dit grote en groeiende sectoren die op korte termijn zwaar getroffen worden door het verlies van hun belangrijkste seizoen.
De vorige recessie leert dat de Friese economie relatief gevoelig is voor een ‘economische schok’, zoals wanneer een sector in zwaar weer belandt, banen verdwijnen of bedrijven gesaneerd worden. Eerder onderzoek laat zien dat herstel doorgaans langer duurt in Fryslân en dit nauw samenhangt met de economie in de andere noordelijke provincies (FSP, 2020; PBL, 2019; Edzes, 2016; PBL, 2013). De totale exportwaarde van Friese bedrijven bedroeg in 2018 5,7 miljard euro, wat neerkomt op 25% van het bruto regionaal product. Dit is lager dan landelijk (44%), wat de Friese economie in verhouding minder afhankelijk maakt van export (Provincie Fryslân).
Naast het bruto regionaal product is de samenhang met Noord-Nederlandse economieën duidelijk te zien in waar men werkt. Van alle werknemers in Fryslân heeft het gros (81%) een baan binnen de provincie (UWV, 2019). Het deel dat buiten Fryslân werkt doet dit hoofdzakelijk in Groningen en regio Zwolle. Binnen Fryslân is bijna de helft van alle banen geconcentreerd in de plaatsen Leeuwarden, Sneek, Heerenveen en Drachten. Alleen in Noord- en Zuid-Holland en Noord-Brabant werken meer inwoners binnen de eigen provinciegrenzen.
De FSP-monitor Werk laat zien dat in 2018 Fryslân 297.000 banen telde. Ruim twee derde van de inwoners van Fryslân van 15 tot 75 jaar (67%) werkt in dat jaar, een kleiner aandeel dan landelijk (68%). De arbeidsdeelname van vrouwen is in de afgelopen decennia fors toegenomen. In 1996 werkte slechts 39 procent van de vrouwen in Fryslân. In 2018 is dat 62%. De gezondheids- en welzijnszorg is in aantal banen de grootste sector in Fryslân, gevolgd door handel en reparatie, en industrie en delfstoffenwinning. In de Friese arbeidsmarkt is het MKB in 2018 verantwoordelijk voor 62% van de Friese werkgelegenheid, opgevolgd door 30% bij een overheids- of non-profitorganisatie (Provincie Fryslân).
In 2018 zijn in Fryslân 37.200 zzp’ers actief zijn die voor hun inkomen grotendeels afhankelijk zijn van de eigen onderneming (CBS). Dit aantal ligt hoger dan in Groningen en Drenthe. De Friese zzp’ers zijn vooral actief (van groot naar klein) in de sectoren: landbouw, bosbouw en visserij, de bouwnijverheid, de gezondheids- en welzijnszorg, de specialistische zakelijke dienstverlening en de handel. Wel zijn er regionale verschillen. In 2018 lag het aandeel zzp’ers onder alle werkenden op 15% of meer in de gemeenten Súdwest-Fryslân, Opsterland, Ameland, Weststellingwerf, Fryske Marren (CBS, 2019), Vlieland en Terschelling. In Smallingerland en Leeuwarden lag dit percentage het laagst: rond 10%.
Steeds minder mensen hebben een vast contract en zijn in plaats daarvan werkzaam als zelfstandige zonder personeel (zzp’er), oproepkracht, uitzendwerker, of met een tijdelijk contract. In 2019 waren er landelijk 1,9 miljoen werknemers met een flexibele arbeidsrelatie (CBS). Zij hebben een tijdelijk dienstverband, werken als zelfstandige of hebben wisselende arbeidsuren. Het is onbekend hoeveel werkenden in Fryslân exact een flexibel arbeidscontract hebben. Wel is bekend dat Fryslân relatief veel uitzendkrachten kent (KBA, 2018).
Terugkerend zorgpunt is dat de onzekerheid over werk en inkomen met name groeit onder mensen met een flexibel dienstverband. Eerder onderzoek laat zien dat deze onzekerheid nadelig is voor het (psychische) welzijn van mensen. Werk is namelijk belangrijk voor het welbevinden van mensen: het verschaft inkomen, structureert de tijd, brengt sociale contacten met zich mee, biedt ontplooiingsmogelijkheden en kan leiden tot waardering (De Beer, 1999). In Fryslân maakt 14% van alle werkenden (exclusief zzp’ers) zich zorgen over het behoud van werk, landelijk is dit 16% (FSP, 2020).
De werkloze beroepsbevolking bestaat uit mensen die geen betaald werk hebben, maar daar wel naar zoeken en ook direct beschikbaar zijn. Door de economische crisis van 2008 steeg het werkloosheidspercentage in Fryslân van 3,8 procent in 2008 naar 8 procent in 2014. Ook landelijk nam de werkloosheid in deze periode toe, van 3,7 naar 7,4 procent. Op het hoogtepunt kende Fryslân dus een groter aandeel werklozen dan landelijk. Na 2014 daalde de werkloosheid zowel in Fryslân als landelijk. In 2019 was het werkloosheidspercentage nagenoeg gelijk aan het landelijke cijfer (3,7%).
Verwacht wordt dat door de coronacrisis de werkloosheid verder zal oplopen. Het UWV (mei) verwacht dat de meeste banen verdwijnen in de zakelijke dienstverlening (uitzendbranche en reisbureaus), horeca, cultuur, sport & recreatie, sierteelt en luchtvaart, de metaalsector en technologische industrie, detailhandel non-food, autohandel, personenvervoer over land en overige dienstverlening (waaronder kappers). Eind maart 2020 registreerde het UWV een sterke stijging van het aantal WW-uitkeringen onder alle leeftijdsgroepen. Landelijk is deze stijging het sterkst onder jongeren en werknemers uit de uitzendbranche, horeca of cultuursector. In Fryslân worden ten opzichte van februari ’20 rond 300 meer WW-uitkeringen verstrekt in maart, met een totaal van 10.684 lopende WW-uitkeringen (UWV). Welke inwoners in de afgelopen weken in Fryslân een WW-uitkering hebben aangevraagd en om welke reden, is nog niet bekend.
Om de werkgelegenheid te behouden heeft de overheid de Noodmaatregel Overbrugging voor Werkbehoud (NOW) ingevoerd. Werkgevers met minimaal 20 procent omzetverlies over een periode van drie maanden, komen in aanmerking voor een tegemoetkoming in de loonkosten voor de maanden maart tot en met mei, op voorwaarde dat ze hun personeel gewoon doorbetalen. Per 30 april ‘20 zijn in Fryslân 3.260 NOW-aanvragen toegekend (UWV). Landelijk zijn de meeste toegekende aanvragen afkomstig van ondernemingen met minder dan 10 werknemers. Friese cijfers over welke ondernemingen en sectoren een NOW-aanvraag indienen zijn nog niet beschikbaar.
Een andere steunmaatregel is dat zelfstandigen een beroep kunnen doen op de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (TOZO). Dit is bedoeld als tijdelijke ondersteuning in levensonderhoud en/of een lening voor de urgente bedrijfskosten van zelfstandige ondernemers. In Fryslân zijn per eind april in totaal rond 11.900 verzoeken ingediend voor de TOZO-regeling (Provincie Fryslân)
Om de economische schade en oplopende werkloosheid te beperken zijn vanuit de overheid steunmaatregelen getroffen. Deze steunmaatregelen geven werkgevers en ondernemers verlichting, maar is tijdig. Bovendien wordt ondanks deze steun verwacht dat sommigen niet het hoofd boven water kunnen houden en alsnog faillissement moeten aanvragen of een beroep doen op een bijstandsuitkering. Op basis van bestaand onderzoek en wat al bekend is, zijn in zo’n scenario de volgende gevolgen en veranderingen denkbaar:
Een economische recessie vanwege de corona-pandemie betekent slechtere baankansen en oplopende werkloosheid
Dit geldt met name voor mensen voor wie het vinden en behouden van werk al lastig is. Mensen met een tijdelijk of flexibel contract lopen groter risico om geen verlenging of voldoende arbeidsuren te krijgen (CPB, 2020). Vooral jongeren die net aan het werk zijn worden hierdoor getroffen. Sinds de vorige recessie krijgen jongeren meestal eerst enkele tijdelijke of flexibele contracten voordat ze een vaste baan krijgen aangeboden. Baanverlies en meer perspectief buiten Friesland kan ertoe leiden dat meer jongeren er voor kiezen om hun kansen buiten de provincie te zoeken. Een andere belangrijke groep zijn jongeren die uitstromen uit het praktijkonderwijs of voortgezet speciaal onderwijs en regulier werk proberen te vinden op de Friese arbeidsmarkt. De monitor Onderwijs laat zien dat in het schooljaar 2018/’19 grofweg 2100 jongeren het praktijkonderwijs of een mbo-entreeopleiding volgden.
Overstap van uitkering naar werk kan lastiger worden
Eerder onderzoek laat zien dat een gunstig economisch tij niet vanzelfsprekend leidt tot betere baankansen voor mensen met een uitkering of een arbeidsbeperking (FSP, 2019; SCP, 2019). Deze mensen hebben behoefte aan begeleiding en een lager werktempo, terwijl de arbeidsmarkt steeds meer in het teken staat van sneller werken en een hoger opleidingsniveau. Zo beschikt 6 op de 10 bijstandsontvangers in 2018 niet over een startkwalificatie. Zij hebben geen diploma op havo, vwo, mbo-niveau 2, of hoger (UWV, 2019). Dit maakt het lastiger om mee te komen met de hogere eisen die worden gesteld aan werknemers. Wanneer het werk schaarser wordt door een economische recessie neemt het risico op baanverlies toe en wordt het moeilijker om nieuw werk te vinden. Naast onzekerheid over inkomen heeft dit ook gevolgen voor het welbevinden en sociale participatie van inwoners in deze situatie. Een reëel risico is dat inwoners met een (bijstands)uitkering daardoor verder ontmoedigd raken omdat zij zich afgewezen voelen of zij hun baankansen somberder gaan inschatten.
Grotere afhankelijkheid van vrouwelijke beroepskrachten
In Nederland wordt een aanzienlijk deel van ‘vitale beroepen’ uitgeoefend door vrouwen (CBS). Vaker hebben zij echter een deeltijd- of flexcontract dan mannen, wat een groter risico op baanverlies betekent. Voor moeders die thuiswerken, dreigt een disproportioneel zwaar takenpakket. Want hoe verdelen partners de taken thuis, zoals de zorgtaken voor kinderen en hulpbehoevende familieleden? Dit is medebepalend voor hoeveel vrouwen in staat en bereid zijn om te werken.
Sommige sectoren worden bovenmatig geraakt, anderen groeien wellicht
In de diverse sectoren zien we verschillende gevolgen. Toerisme, recreatie en horeca in Friesland zijn grote en groeiende sectoren die op de korte termijn zwaar getroffen worden door het verlies van hun belangrijkste seizoen. Hier zullen relatief veel banen verdwijnen en bedrijven gesaneerd worden. Ook op de middellange termijn blijven dit waarschijnlijk kwetsbare sectoren, vooral als ‘social distancing’ van kracht blijft en de economische conjunctuur laag blijft. In een andere grote arbeidssector, de zorg, is vanwege de vergrijzing groei te verwachten. De huidige crisis kan leiden tot een herwaardering van het werken in de zorg en wellicht meer mensen aantrekken. Voor de land- en tuinbouw zijn de gevolgen nog moeilijk te voorspellen. Wel is onzeker of, en hoe, arbeidsmigranten uit Oost-Europa hun arbeidsplaatsen weer gaan innemen.
Minder schade door economische tegenslag
Vergeleken met landelijk is de Friese economie minder afhankelijk van internationale handel. Samen met het gegeven dat de zorg een grote arbeidssector is, is de verwachting dat Fryslân minder risico loopt op economische schade. In samenhang met een lager aantal coronabesmettingen lijkt de Friese economie minder gevoelig voor vraaguitval, gedwongen sluitingen, toeleveringsproblemen en ziekteverzuim (Blaauwberg, 2020). Dit is markant, want doorgaans is de economische schade groter bij een recessie of crisis en duurt herstel hiervan langer in Fryslân. Dit komt doordat werklozen minder snel een baan vinden in deze regio’s dan in het westen van Nederland (Edzes, 2016). Er zijn minder banen in deze regio’s en werkgevers komen in dunner bevolkte gebieden moeilijker aan geschikte kandidaten (Cörvers, 2019). Vooral starters en (voormalig) werklozen hebben daardoor minder zicht op een vaste baan (PBL, 2019).
Versnelling van technologisering en economische hervormingen
Wat de gevolgen zijn van technologische ontwikkelingen, zoals robots en de komst van nieuwe machines voor de werkgelegenheid, is niet te voorspellen. Waarschijnlijk zullen er banen verdwijnen en veranderen, maar zullen er ook nieuwe banen ontstaan. Wel is duidelijk dat het voor werknemers steeds belangrijker wordt om te blijven ontwikkelen en aan te passen. Voor sommigen wordt dit steeds moeilijker, zoals lager opgeleiden, mensen met een verstandelijke beperking of mensen die re-integreren in verband met een gezondheidsbeperking zoals een burn-out of kanker. De vorige recessie leert dat technologische veranderingen doorgaan ondanks de economische tegenslag, soms juist zelfs in een sneller tempo. Dit geldt ook voor economische hervormingen. Het gesprek over internationalisering en de afhankelijkheid van export, verandert. De enorme mobiliteit die daarvoor nodig is met grote druk op het klimaat, wordt kritischer bekeken. De behoefte om meer lokaal te kopen om de nabije ondernemers te steunen, kan leiden tot een meer fundamentele verandering in het consumentengedrag. Dit kan leiden tot een andere economie met het accent op de regionale productie van goederen en diensten.
Thuiswerken raakt ingeburgerd
Grote delen van de Friese economie is – noodgedwongen – bekend geraakt met de mogelijkheden om op afstand te werken en thuis te werken. Mogelijk gevolg is dat hierdoor het werken op afstand verder ingeburgerd raakt. Iedereen wordt aangespoord zoveel mogelijk thuis te werken, maar heeft iedereen daar ook de faciliteiten toe? Denk naast een werkruimte ook aan: akoestiek, licht, luchtvochtigheid en temperatuur, én veiligheid bieden tegen brand, fijnstof en legionella. Dit is ook belangrijk om verzuim en werk-gerelateerde klachten te voorkomen. Thuiswerken gaat dan ook niet iedere groep of sector even gemakkelijk af. In 2019 lag het aandeel thuiswerkers in Fryslân rond 30% (CSB). In de regio Utrecht was het aandeel thuiswerkers in 2019 het grootst (50%).
Regionale verschillen kunnen toenemen
Sommige gebieden zijn kwetsbaarder dan anderen, met name gaat het om de kop van Fryslân, zeven gemeenten inclusief Leeuwarden aan de rand van de provincie. Als daar banen verloren gaan, komen ze moeilijker weer terug, zo leert de vorige economische crisis (Fryske Akademy, 2019; Fryske Akademy, 2016). Meer zuidelijk gelegen gemeenten zijn beter geïntegreerd in landelijke netwerken en lijken eerder te profiteren van economische herstel in andere delen van Nederland. Afgaande hierop is de verwachting dat economische verschillen tussen regio’s groter kunnen worden en het herstel na de coronacrisis in de ene regio sneller gaat dan in de andere.
Groter beroep op publieke dienstverlening met meer uitkeringen en re-integratietrajecten
Verwacht wordt dat in 2020 het aantal bijstandsuitkeringen weer gaan stijgen. Daarbij gaat het om inwoners die rechtstreeks een beroep doen op de bijstand omdat zij geen recht (meer) hebben op andere uitkeringen, zoals een WW-uitkering. Naar verwachting wordt het groter beroep op de bijstand pas later zichtbaar, omdat inwoners eerst een beroep doen op een WW-uitkering of de andere steunmaatregelen zoals de TOZO-regeling.
Door de site te te blijven gebruiken, gaat u akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie
Deze site is standaard ingesteld op 'cookies toestaan", om je de beste mogelijke blader ervaring te geven. Als je deze site blijft gebruiken zonder je cookie instellingen te wijzigen, of als je klikt op "Accepteren" hieronder, dan geef je toestemming voor het gebruik van Cookies.